Dit gerecht maakte mijn oma altijd als we samen Indisch aan het kokerellen waren. Ik hielp haar en keek haar kunsten af. Vaak in combinatie met Sajoer Lodeh, Parkedel en djagoeng koekjes en echte Sateh van de BBQ. Toen ze al heel oud was, hielp ze mij in de keuken als snij kokkie zittend op een stoel aan de keukentafel. Spannend was dan altijd het moment als zij kwam afproeven! Ze wist meestal toch nog met net iets meer ketoembar of wat citroensap het gerecht op de juiste smaak te brengen! Fascinerend vond ik dat.
Ingrediënten:
3 sjalotjes fijngesneden
2 teen knoflook fijngesneden
½ theel. trassi fijn gekruimeld
½ eetl. sambal oelek
2 schijfjes laos van +/- ½ cm. dik, gekneusd met het
lemmet van een groot mes
1 daun salam = Indonesische laurierblad
1 spriet sereh = citroengras,
buitenste blad er afhalen en de spriet tot een knoop trekken
1 theel. gula djawa = palmsuiker
2 theel. met kop bouillonpoeder
1 vleestomaat in stukjes gesneden
300 ml water om samen met de bouillon
poeder bouillon te maken
1/5 blok santen = kokos crème
2 eetl. Zonnebloemolie
Bereiding:
Haal de boontjes af en snijd
ze in 2-en. Maal de gesneden sjalotjes, knoflook, sambal oelek en trassi in de
vijzel fijn. Fruit dit kruidenpapje in de olie in een wadjang /wok aan tot de sjalot
glazig is. Voeg dan de laos, daun salam en de spriet sereh toe. Fruit
vervolgens de blokjes tomaat en voeg de boontjes toe. Fruit ze even mee totdat ze iets slap beginnen te worden. Doe de
gula djawa en de bouillon erbij en breng de pan tegen de kook aan. Laat 10
minuten zacht sudderen totdat de boontjes beetgaar zijn en voeg de brok santen
toe. Roer even om en zet het vuur uit. De sereh, laos en daun salam er
uithalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten